Geschiedenis

Hoe zijn de Nachtuulkes ontstaan?

Oud-Voorzitter Rudi Derksen: We gingen wel geregeld naar het karnaval en toen we weer eens uit Oldenzaal kwamen en hier bij “Graats” aan het schap zaten, zeiden we tegen elkaar: “Potverdorie, wie konn’n ok wa ’n moal ’n karnavals-club opricht’n. En doar gong ’t hen, ’n man of tien, twaalf an ’t schap, heidewietska en wekk’n later was d’r ’n vergadering en toen nog ’s ’n vergadering en toen was d’r ’n karnavalsvereniging. Wie hebt ze ammoal bie mekaar roop’n en oons ofvroagt, wat wie zoal most’n koop’n: keep’n en muts’n, of niet dan, al dat grei most’n wie hebben!” Schleiferboom: “Wie most’n eerst seen dat wie ’n keer’l kreeg’n wel ’t dee, wel hertog wol worr’n.”Rudi: “Den keer’l hadd’n wie ja wa. Hij had hier al jaren gelopen en gezegd: Ik sal ok ’n eerst’n hertog worr’n! Dat baantje laat ik mie nig verbie goan!”

Het Uulkesnest: de residentie Wubbenhof van Graads en Marietje.

Wie aan de Nachtuulkes denkt, denkt aan het Uulkesnest.

Het onderkomen van reeds tien oud-hoogheden en dit jaar bestijgt de elfde hertog de troon hoog in het Uulkesnest. Een “nest dat de eerste tien jaar werd bewaakt door Graats en Marietje.

Met een enorme overgave ontvingen ze deze jaren al de Oel’n en hun gasten. Juist daarvoor voelden iedereen zich hier thuis, het was er steeds weer geweldig fijn daar in dat nest van Graats en Marietje. Alles was zich het afgelopen jaar aan het voorbereiden op het eerste jubileumjaar: het elfde jaar van de Nachtuulkes. Vreugdevolle ijver, want het elfde jaar moet de kroon gaan spannen. Een enorme moeilijke opgave na tien jaren van grote karnavalshappeningen. Toen sloeg echter het noodlot keihard toe: Residentiehouder Graats overleed…..

Een daverende klap voor de Nachtuulkes, maar een klap die nog veel harder aankwam voor Marietje. Daar stond ze ineens alleen. Geweldig moedig heeft ze echter de zaak aangepakt. Marietje: We gaan door, Graats zou het zo gewild hebben. Met Guus samen pak ik ’t weer aan, ondanks dit zware verlies voor ons gezin. Die jongen is geweldig, hij zegt: “Wat pa doan hef, dat wil ik ok doon. Wie mot verder!?” Guus blijft samen met mij de zaak runnen. Ik werk nu voor die jongen om de zaak draaiende te houden. Guus was Graats z’n oogappel. Ja…. Het gaat door….

Gezeten bij Marietje in de keuken praten we nog wat na over tien jaar Nachtuulkes. Erg gastvrij is het onthaal steeds geweest en nu is het ook niet anders. Een groot stuk taart bij de koffie! Marietje: De Nachtuulkes, een fantastische club. Ze hangt an mekaar, het bunt jongs woar ie op bouw’n kunt zo eerlijk as goud! Toen ze in ’t begin nog wat zaten te twijfelen of ze wel een eigen karnavalsclub moesten oprichten heeft Graats steeds gezegd: Ie praat er steeds over, begin toch een keer! Dan kwamen ze van Oldenzaal weer en dan was het hier altijd een geweldig gezellige boel. Jan Dijkman herinner ik me als de stuwende kracht! We zijn blij geweest toen ’t dan eindelijk zover was. Wat heb wie prachtige joar’n had, wat een fijne club! Marietje en Guus, heel veel sterkte gewenst, opdat “Wubbenhof nog lang het Uulkesnust mag zijn! De eerste en leidende Uulkes

Toen de eerste Uulkes waren neergestreken op het nest, kwam er al zeer snel een leiding op de proppem, om te voorkomen, dat het nest een puinhoop van door elkaar oehoe-ende Uulkes zou worden. Opper-uil Geert Fischer meent dat de eerste uilen in augustus 1969 op ’t nest landden, terwijl de eerste aanvoerder, de eerste voorzitter H. Bonnes werd. Volgens Bonnes had het bestuur toen nog niet zo veel te vertellen, want er waren toen nog niet zoveel uilen. De eerste taak werd dan ook± overvliegende uilen naar het Nachtuulkes-nest leiden ! Toen er zo’n tachtig geland waren, vonden Bonnes en zijn medebestuurders dat het een echte club was geworden en dat er toen ook maar een echte naam moest komen.

Dat werd: De Nachtuulkes. Het was het vrouwelijke uiltje Truus Keizer, dat de naam bedacht, volgens de anderen. Ze kreeg een plak chocolade als prijs. Bonnes vond het toen al snel welletjes. Hij kreeg een andere functie en Jan Dijkman werd voorzitter. Dat was al in 1970. De laatste van deze 11 jaren zijn Rudi Derksen en Gerrit Smellink de voorzitters van de Nacjtuulkesgemeenschap resp. geweest en nog. Zij hadden en hebben de leiding op ’t nest over de gewone dagelijkse zaken. Zo had het Uulkesnest in de Wubbenhofboom dus een definitieve bewoning gekregen. De bevolking groeide en groeide en er moest een jaarlijks te kiezen opper-uil komen: een hertog. Die kwam er, ieder jaar een nieuwe.

Bij een hertog hoort een hofhouding: De raad van 11-Uulkes Aanvankelijk 11 “vrijgezelle” uilen. Op een na, maar die werd de getrouwde vrijgezel genoemd. Aanvoerde, vorst, van deze raad van elf werd eerst Alwie Pross. Hij zette de elf met hertog meemarcherende Uulkes in ’t gelid. Hij wees hun op hun trouw aan de hertog. Toen kwam Uulke-Blub Bernard van Benthem. Acht jaar lang is hij de “grote leider’, “de vorst”. Overal waar de jongens zijn, loopt Blub voorop. Hij zorgt ervoor, dat er staads elf Uulkes in de raad zitten. Hij zorgt ervoor, dat ze op tijd zijn. Hij denkt aan hun gezondheid en houdt daarom nauwlettend de drinkcapaciteiten in de gaten: een hertog met een niet geheel nuchtere raad van elf, is geen echte hertog en dat weet Blub. Het waren echter de vrouwelijke Uulkes die deze raad van elf in de uniforme kledij staken. Het moest er netjes uitzien, zo dachten de dames en daarom maakten ze prachtige pakken en mutsen, zodat het Uulkesvolk duidelijk kon zien, wie er tot de lijfwacht van de hertog behoorden. Een puur manlijke aangelegenheid, deze raad van elf.

Dansmarietjes.

De charme, de schoonheid zit in een ander nest-hoekje. Daar zitten de dansmarietjes. De hertog voelde zich wat kaal, al die mannen om zich heen in die nette zwarte pakken. Er moest iets leuks voor ’t oog komen., wat kleurrijks, iets dat eens wat “schwung’ in de stoet kon brengen. Carnaval is feest en de Hertog wil dat bij iedere binnenkomst benadrukt zien. Zo kwamen de dansmarietjes op ’t tapijt. Zij gingen zorgen voor de vrolijkheid met dans en muziek, zij gingen zorgen voor kleur, door kleding in velerlei tinten. Marietje heeft de meisjes gevraagd, heten ze daarom dansmarietjes? Niemand weet dit. Wel is dus zeker, dat Marietje van het Uulkesnest meisjes bij elkaar heeft gezocht. Ze deed dat samen met Mia Harms, die de leiding in handen kreeg, zoals de vorst bij de raad van elf. De soms erg fraaie kleding werd later zelf gemaakt, terwijl hertog Frans 1 zijn ega ook daadwerkelijk meewerkte. Er werden dansen ingestudeerd en op de gala-avonden traden de dames op in programma’s met de bekendste vaderlandse artiesten op het gebied van de lichte muze. Het was een niet meer weg te denken gedeelte van het Uulkesgemeenschap daar in het Uulkesnest.

De wagenbouwers.

In 1970 werd de eerste wagen gemaakt, de hertog-wagen. Dat gebeurde in de Mekkelhorst. In 1973 werd bij aannemer Wintels de eerste praalwagen vervaardigd. De aannemer stelde de te gebruiken materialen beschikbaar. Die eerste praalwagen was direct al een goede: “In de hemel is geen bier, daarom drinken wij het hier. De fraaie ontwerpen komen uit de koker van de heer Huis in ’t Veld. De Hertog-wagen werd gebouwd bij Sanderink in de Mekkelhorst en de praalwagen kwam later tot stand in de garage van “Toon” IJland. Het kindercarnaval Een ander gewoon begonnen feestje dat uitgegroeid is tot een enorm gebeuren is het kindercarnaval.

Aanvankelijk vlogen alle Uulkes uit naar de jaarlijkse optocht in Oldenzaal op die zondagmiddag van het carnavalsweekend. Het hele gezin ging dan mee. Op de terugweg werd er gestopt bij ’t Uulkesnest. Toen de wagens in de prijzen begonnen te vallen in Boeskoolstad, viel er na afloop iets te vieren en omdat de kinderen er dan bij waren, werd er ook voor het jonge grut een polonaise gehouden. Hieruit is nu het Kindercarnaval van de Nachtuulkes gegroeid.Nog steeds gaan de Uulkes-families naar Oldenzaal, vooral om te kijken hoe de eigen wagen het eraf zal brengen. Maar al vrij vroeg in de middag loopt het Uulkesnest vol met ouderen en kinderen. Het is een geweldig feest geworden, men hangt soms met de benen buiten het nest. Zo is weer een belangrijk evenement op de karnavalskalender van de Nachtuulkes vastgeprikt.

Gala feesten.

In dit jubileumjaar wordt het 8ste galafeest georganiseerd. Deze zittingsavonden van de Nachtuulkes zijn uitgegroeid tot avonden met een bomvolle zaal met mensen, die komen kijken en luisteren naar bekende vaderlandse beroepsartiesten, maar ook naar “eigen mensen’. De Uulkes-galacommissie heeft heel nadrukkelijk gekozen voor deze menging van beroeps- en amateurartiesten. Gerrit Schleiferboom en Jan Peters zijn de Gala-Uulkes. Zij zijn de drijvende figuren. Ze slaagden erin vele bekende namen naar Denekamp te halen: De Mounties, de Gebroeders Brouwer, trompetist Marty, Ciska Peters, de Kermisklanten, Imca Marina, Kees en Marjan, Frank en Mirella….. De piraten, de Havenzangers en buikdanseres Yonina komen dit jubileumjaar naar ’t Uulkesnest.

Tegelijk hebben mensen als Gerard Veldhuis, Henk Pil, Harry Nijland en niet te vergeten Astrid en Mirjam via de Gala-feesten erkenning gekregen voor hun artistieke kwaliteiten. Bovendien pleegt burgemeester mr. J.G. Norbart jaarlijks een spitse toespraak te houden, die men zonder overdrijving kan bijschrijven op de lijst van de “betere buuts”. Wanneer we dan nog bedenken dat de dansmarietjes jaarlijks beter uit de voeten komen en we weten dat ook het Mannenkoor haar medewerking verleende, dan ontdekken we, dat het Uulkes-gala-feest een allround-feest is. Bovendien is er steeds de voortreffelijke begeleiding van een hoforkest.

Feestcommissie.

We lazen hiervoor hoeveel evenementen er zo langzamerhand op de jaarlijkse karnavalskalender van de Nachtuulkes zijn komen te staan. Om al die zaken goed te kunnen begeleiden is er een feestcommissie in ’t leven geroepen. Al meer dan zeven jaar functioneert deze commissie voortreffelijk onder de leiding van Henny Aveskamp. Podium, versiering, in- en uittocht Hertogen etc. etc. Voor al die zaken staat deze commissie, een vaste ploeg met technische mensen.

De muzikale Oel’n: De Oel’n-bloazers Zoals het gehele ontstaan van de Nachtuulkes is voortgekomen uit de breinen van toevallig bij elkaar gekomen personen, zo is ook de veel furore makende boerenkapel van de Nachtuulkes ontstaan. Elf mannen vatten het plan om een kapel te gaan vormen en als dat elf Uulkes zijn, dan worden die plannen ook uitgevoerd: de Oel’nbloazers waren geboren! Van deze elf “kearls” was er maar een die wel eens een instrument bespeeld had, de rest had er alleen maar naar gekeken. Appie Boers was zo moedig het toch aan te durven deze Uulkes te leren spelen op echte instrumenten.In mei 1979 begonnen de repetities en tijdens het karnaval 1980 speelden de Oelnbloazers tot ongekend enthousiasme van haar aanhang reeds een aantal stukken. Een bijzondere knappe prestatie.

Nu is het zelfs al zo ver, dat ook buiten de karnavalstijd de Oel’nbloazers optreden bij festiviteiten in het dorp, o.m. tijdens het jaarlijkse schaapscheerdersfeest. Nachtuulkes of schapen, de Oel’nbloazers zijn de jongste aanwinst voor feestvierend Denekamp, een geweldige aanwinst, die dus is voortgekomen uit het Uulkesnest. Een hele opsomming van wat er zoal in allerlei hoeken van het Nachtuulkesnest bij Wubbenhof huist. Duidelijker kan niet worden aangetoond, dat de Nachtuulkes niet zomaar een stelletje feestvierders is, nee het is een gemeenschap van meer dan 250 vaste leden, die op allerlei gebied creatief bezig zijn. En dat is een goede zaak in deze tijd, waarin het nuttig besteden van de steeds groter probleem wordt. Nachtuulkes proficiat. Bas Jägermeister

Van de voorzitter.

10 jaar Nachtuulkes, dat lijkt niks, maar al diegenen, die op de een of andere manier hebben geholpen met het bouwen en opbouwen van de vereniging tot wat ze nu is, een karnavalsvereniging waar de gezelligheid hoog in het vaandel staat geschreven, zullen zich ongetwijfeld de feestavonden, de gala-avonden en de overige festiviteiten herinneren, als mede ook de minder prettige dingen en daarbij denk ik dan vooral aan de laatste tijd.Aangenaam verrast ben ik vaak door enthousiasme van de werkers in onze vereniging te weten de wagenbouwers, leden van de boerenkapel en de dansmarietjes, maar ook aan de diverse commissies, die onze vereniging kent.

Ook de medewerking van onze residentie, die wij steeds hebben gehad en nog steeds hebben, heeft ertoe bijgedragen dat de vereniging draaiende kon worden gehouden.De hertogen met hun secretarissen hebben eveneens een compliment verdiend en wel voor de voortreffelijke manier waarop zij, eenieder zoveel mogelijk naar eigen inzicht, leiding hebben gegeven in het jaar dat zij de scepter hebben gezwaaid. De hertog die in dit jubileumjaar de sceper zal zwaaien, wens ik een bijzondere prettige tijd toe.Tot slot een woord van dank aan de samenstellers van dit boekwerkje voor hun werk, want een ding is zeker, als het bestuur dit had moeten doen, dan was er geen boekwerkje gekomen.

33-jarig jubileum.

Inleiding jubileumcommissie Een jubileumboek maken waarin alle aspecten van de vereniging evenredig belicht worden is een hele klus. De inhoud moet bepaald worden, de teksten moeten geschreven en de foto’s erbij gezocht. Het lijkt heel eenvoudig maar wanneer je je erin verdiept blijkt dat er heel wat keuzes gemaakt moeten worden, Wij hebben gekozen voor belichting van de vereniging in drie fases; de eerste elf jaar, de tweede elf jaar en de laatste elf jaar. Daarbij zijn we ervan uit gegaan dat de eerste en tweede elf jaar al eerder in jubuleumuitgaves zijn belicht. In dit jubileumboek wordt de periode vanaf 1992-2003 het meest nadrukkelijk beschreven.

Niet voor niets bestaat de redactie voor een deel uit mensen die zich professioneel met schrijven van artikelen bezig houden. Een ander deel van het team hield zich bezig met verzamelen van informatie. Uit de stijl van schrijven is wel op te maken wie welk stuk geschreven heeft. Dit is bewust zo gelaten om een gevarieerd en goed leesbaar boek te krijgen.Voor de duidelijkheid toch een opsomming; Piet Jager schreef over de eerste en tweede elf jaar en interviewde de laatste 11 hoogheden.

Verder van hem een artikel over de keuzecommissie en over de residentie. Marieke Stokkelaar schreef over de kapellen en de gala. Freimuth Schulze maakte het artikel over de technische commissie. Rene Heerink schreef over de raad van 11 en de wagenbouw een verhaal. Eddy Tukkers tekende voor de omslag, het scannen van de foto’s.José Hollink stuurde allerlei zaken aan die een goede organisatie vereist.Meinte Hoekstra werkte mee aan de organisatie, de inleiding, de lay-out en de eindredactie. De initiatiefnemer en verantwoordelijke is de jubileumcommissie.

De jubileumcommissie heeft een programma samengesteld waar het maken van een jubileumboek een onderdeel van is. De jubileumcommissie mag daarom ook niet onbeschreven blijven. Een bijzonder gevarieerd team dat al in september 2001 voor de eerste keer bij elkaar kwam. Marijke Timmerhuis en José Hollink als vertegenwoordiging van het vrouwelijke deel. De heren van het team zijn Gerhard Schleiferboom, Rene Heerink, Guus Veltmaat en Meinte Hoekstra. Vele malen is deze club bij elkaar geweest om het jubileum voor te bereiden. Het is aan de jubileumcommissie in 2014 om te beschrijven hoe het in 2003 is geweest. Een bijzondere commissie die naast het vele werk veel plezier heeft gehad in de organisatie van het 33-jarige jubileum van C.V. “de Nachtuulkes”. Wij hopen dat het plezier dat wij erin gehad hebben op u overslaat en wensen u een fantastisch jubileumjaar toe.

DAT IS WAT GEWORDEN.

De toenmalige burgemeester van de gemeente Denekamp, nog onwetend over het bestaan van de gemeente Dinkelland, schreef bij uw 22-jarig jubileum in 1992 in uw jubileumkrant boven zijn voorwoord:”En dit is pas het begin”. En als hij al ooit gelijk heeft gehad en een vooruitziende blik, dan is dat wel geweest toen hij dat schreef. Want in een periode dat andere carnavalsverenigingen in de voormalige gemeente Denekamp werden ontbonden, de Steenbikkers en de Veldmuuskes, kwamen de Nachtuulkes tot grote bloei.

Met gala, optochthal en praalwagens staken en steken ze de grote Denekamper zus, de Köttelpeern, naar de kroon. Een goede, gezonde en derhalve collegiale rivaliteit op gala en praalwagen gebied die opstuwt tot grote hoogten, ten voordele van de eigen vereniging, de grote zus en wat het belangrijkste is, ten genoegen van allen die het carnaval een warm hart toedragen. Ieder jaar zijn we weer benieuwd hoe de recensies zijn van de onderscheiden gala’s en hoe de prijzen uitvallen van de praalwagens in de optochten van Denekamp en Oldenzaal. En het doet mij daarbij goed dat de vriendschap en de saamhorigheid tussen de verschillende Denekamper verenigingen daarbij steeds de boventoon voert.

Het maakt niet zoveel uit wie hoog scoort in de Oldenzaalse optocht als de prijzen maar naar het dorp komen. En dat de verwachtingen van de prestaties van de Nachtuulkes in dit jubileumjaar hoog gespannen zijn, is het beste bewijs dat het met het bouwen van praalwagens inderdaad wat geworden is. Praalwagens die gebouwd worden in een schitterende loods. Kortom niet alleen vol verwachting doch vol vertrouwen zie ik de gala’s, de praalwagens en de feestelijkheden ter gelegenheid van het jubileum van de Nachtuulkes tegemoet. Een Nachtuul die steeds wijzer wordt met het groeien der jaren, dus wie weet wat ik over elf jaren mag of moet schrijven. Van: “En dit is pas het begin (22 jaar), naar “Dat is wat geworden (33 jaar), tot “………………………… (44 jaar).

Niet alleen felicitaties bij gelegenheid van jullie jubileum doch ook waardering wil ik uitspreken voor wat jullie de afgelopen 33 jaar voor het Denekamper carnaval gedaan en betekend hebben. Vanuit mijn carnavaleske hart en vanuit een hart dat oproept tot sociale saamhorigheid en binding wens ik jullie een verdiend en geslaagd jubileumfeest toe en ……………… ik verheug me al op al datgene wat jullie zullen ondernemen dit jubileumjaar en op de successen die jullie zullen boeken hier en in Boeskoolstad. burgemeester van Dinkelland Mr. F.P.M. Willeme

NACHTUULKES, PROFICIAT!

Het als verenigingsvoorzitter schrijven van een voorwoord in het jubileumboek, dat wordt uitgegeven ter gelegenheid van het 33-jarig bestaan, is een eervolle taak.Het 33-jarig bestaan van carnavalsvereniging ‘De Nachtuulkes’ is een fantastische mijlpaal. 33 jaar carnaval bij café-restaurant ’t Wubbenhof. Opgericht door een groep mensen, die op zondag na de carnavalsoptocht van Oldenzaal bij ’t Wubbenhof bij elkaar kwamen en besloten dat ze in hun café ook wel een carnavalsvereniging konden oprichten. Grote initiatiefnemer was Graats Veltmaat.

De vereniging groeide de eerste jaren gestaag tot er een economische recessie kwam in begin jaren tachtig. Het verenigingsleven geraakte toen een beetje in een dal, maar vanaf eind jaren tachtig is het alleen maar bergopwaarts gegaan met c.v. De Nachtuulkes. Nu telt onze vereniging ruim 350 leden. ‘De Nachtuulkes’ is de eerste carnavals vereniging in Denekamp die beschikte over een eigen boerenkapel: ‘De Oelnbloazers’. Sommigen onder ons zullen hun eerste optreden nog herinneren.

Ze speelden hun eerste nummer en dat was dat van de bekende ‘Petreulikan’. Carnaval is niet meer weg te denken bij ’t Wubbenhof, van het uitkomen van de nieuwe hoogheid en de opening van de residentie tot het ‘Totaal Carnaval’ op dinsdag met 1200 mensen. Voor elk evenement kun je er gewoon goed terecht. Een residentie waar wij als Nachtuulkes zeer trots op zijn.En dan onze Gala-avonden, toch een evenement waar men ‘U’ tegen kan zeggen. Ook de bouw van de loods in 1996 was voor onze vereniging een mijlpaal: de vereniging kreeg daarmee een eigen hal om de wagenbouw weer op gang te brengen. En dat de Nachtuulkes goede wagens kunnen bouwen is wel te zien aan de resultaten die gehaald zijn bij de optochten in Denekamp en Oldenzaal.

Natuurlijk lukt dit alleen dankzij de inzet van heel veel carnavallisten, die met elkaar enorm veel werk verzetten. De bekroning voor al dit werk is natuurlijk een geslaagd carnavalsseizoen. Bij deze wil ik dan ook iedereen, die op welke manier dan ook zijn of haar bijdrage leverde of nog levert aan de vereniging, of die heeft meegewerkt om de Nachtuulkes te maken tot de vereniging, die ze nu is, hartelijk dank zeggen voor die inzet.Namens het bestuur van de Nachtuulkes mag ik u allen veel carnavalsplezier toe wensen en laten we er een fantastisch kroonjaar van maken.

Frans Nijland, voorzitter c.v. “De Nachtuulkes

De Nachtuulkes, Marietje zag ze vliegen, af en aan en dat al sinds de tijd toen Guus nog Guusje was……..

Drie en dertig jaren vlogen de ‘Nachtuulkes’ naar en van het Uulkesnest, café – restaurant ‘Wubbenhof’, aanvankelijk meestal ‘Vetmoat’ genoemd. En in al die jaren heeft met name Marietje Veltmaat ze zien vliegen, allemaal, van opperuil tot gelegenheidsuil. Half weg gedoken onder de rokken van moederuil Marietje loerde echter ook Guusje al mee sinds het begin van het carnaval bij ’t Wubbenhof. Hij moet zo’n zes jaar geweest zijn, toen hij de eerste ‘oel’n’ zag landen. Een schattig jochie op klompjes, die toekeek hoe pa Graats en ma Marietje, vaak bijgestaan door grote broer Henk dat in – en uitfladderende carnavalsvolk vooral te drinken gaf. Nu heerst hijzelf al heel wat jaartjes samen met Hedwig over het enorm groot gegroeide Uulkesnest.

Moederuil Marietje heeft zich teruggetrokken tot nog hooguit één taak: het gemoedelijk verschaffen van de noodzakelijke drinkmunten. Die zijn nodig om iedere nestbezoeker van het nu meerdere afdelingen tellende nest geordend aan de gewenste drankjes te kunnen helpen op de hoogtijdagen. Minder prozaïsch gezegd: De Nachtuulkesresidentie was alle bestaansjaren van de vereniging c.r. ’t Wubbenhof en al die jaren was Marietje Veltmaat de gastvrouw. Tot 1980 was haar echtgenoot Gerard Veltmaat haar grote steun en toeverlaat, maar na diens vroegtijdige overlijden ( nog maar 56 jaar oud) leek ze er alleen voor te staan. Gelukkig kreeg ze meteen hulp van haar toen nog amper zestien jaren jonge zoon Guus. In de jaren daarna is hij uitgegroeid tot de eigenaar/uitbater van het tevens sterk uitgebreide en gerenoveerde horecabedrijf, daarin, sinds 1990, het jaar waarin hij met haar trouwde, bijgestaan door Hedwig Bloemen. In een jubileumgeschrift al dit mag aandacht voor de zware taak van het ‘residentie –beheer’ absoluut niet onvermeld blijven, dus maar even wat terugmijmeren met moeder en zoon….. Veel overeenkomst in ‘beleving’ diepte – en hoogtepunten.

Dat de ‘beleving’ van Marietje en Guus ten aanzien van het Nachtuulkes –carnaval duidelijk verschillend is hoeft geen betoog. Marietje was er alle 33 jaren bij betrokken, maar de laatste jaren veel minder actief, terwijl Guus in zijn groei van Guusje naar Guus 22 jaren aan de carnavalsbak moest, waarvan juist de laatste tien jaren steeds nadrukkelijker. Voor beiden waren er grote hoogtepunten, maar eveneens minder mooie momenten, dieptepunten zelfs. Opmerkelijk is het dat beiden in feite toch dezelfde ‘ups’ en ‘downs’ noemen. Zo was voor beiden, heel vanzelfsprekend, het overlijden van man en vader Gerard Veltmaat in 1980 hèt grote trieste moment van al die 33 jaren. Guus was nog maar 16 jaar, maar hij pakte de zaak voortvarend aan en liet er zelfs studie inclusief stage elders in de horeca voor lopen. In de loop van de jaren was Marietje bij meer overlijdensgevallen, dus ‘donkere momenten’ binnen de carnavalsvereniging nadrukkelijker betrokken dan Guus. Denk maar aan die van de hoogheden uit de beginjaren tot 1980, zoals die van Gerhard Fischer, Hendrik Pil en Tonnie Weusthof en John Swart.

Echter, beiden noemen vooral het zeer trieste overlijden van Jan Moleman ( hertog in 1990), als het moeilijkste moment van de laatste elf residentiejaren, al heeft het eveneens veel te vroege, eerdere, afscheid van Jos Nijmeijer en Harry Nijland heel nadrukkelijk ook een enorme indruk op hen gemaakt. Gelukkig staan tegenover die zeer moeilijke momenten ook zeer vreugdevolle tijden, zo is het leven nu eenmaal. Opmerkelijk, maar dan uit heel verschillende invalshoeken, is ook hier de eensgezindheid. Als het mooiste moment noemen beiden het uitkomen van Guus in 1996 als secretaris van hertog Marcel I. Marietje viel zo wat van de stoel van verbazing en emotie en Guus was ‘positief kapot’ van alles wat zich afspeelde tussen het moment van ‘ja ‘zeggen en het daadwerkelijke uitkomen. Momenten van diepe geheimhouding, het raden van de mensen aan de bar en de opkomst in de zaal….. Het eerste pak uit Münster.

Veel overeenkomsten dus, maar daarnaast noemen beiden ook totaal verschillende ‘opmerkelijke’ momenten. Voor Marietje waren dat gebeurtenissen als het gedoe rond de oprichting, het voor de eerste maal ophalen van het hertogenpak uit Münster, de eerste binnenkomst van de Oel’nbloazers als hofkapel met Graats voorop met de ‘petreuliekan’, het door het plafond van de oude zaal uitkomen van Bernard van Benthem en Henk Pil. Slotconclusie: “En er in al die jaren nooit wat gebeurd, dat is toch fantastisch….? Ze bedoelt uiteraard: niets vervelends als nare ongelukken, of vandalisme. Voor Guus liggen de ‘leuke accenten’ iets anders: Het uitkomen van Jan Moleman en Tonnie Oude Elferink (“de redding van het Nachtuulkes carnaval in dat jaar”) en de optredens van Jan met zijn ‘Hij was maar een clown’, het steeds hogere niveau van de gala-avonden, de schitterende wagen tijdens de optochten en de jaarlijkse ceremonie van het voorstellen en uitkomen van de nieuwe hoogheid.

Zijn ‘oudste’ herinnering? ” Ik was zo’n jaar of tien en moest op Rosenmontag vroeg naar bed. Ik keek boven uit het raam neer op al die mensen, die naar binnen moesten. Dat ging langzaam, want Henk Schleiferboom stond heel nauwgezet te controleren op toegangskaarten bij de voordeur. Ik liet toen ballonnetjes gevuld met wat water naar beneden ploffen, op die wachtende lui…. Een ander anekdote: “Ik liep als jochie door de zaal om lege glazen op te halen. Aan het schap zat een vent, die vervelend deed en me er niet langs wilde laten. Ik gaf ‘m toen met m’n klompen een schop tegen zijn schenen. Op het moment dat hij me wilde grijpen kwam Henk van achter het schap. Die had net zijn opleiding bij de politie er op zitten. Hij pakte die kerel bij de kladden en zette hem buiten de deur…..’Mer ik proat ‘r nooit oawer heur….’ Te weinig papier staat me ter beschikking, want over het 33 en respectievelijk 22 jaren runnen van een residentie als die van de Nachtuulkes valt alleen al een aardig document te schrijven. Denk maar aan alles wat zo aan het schap gezegd wordt door al die mensen, die zo in de loop van de avond lekker loslippig worden….Marietje lacht: “Joa dan heur ie heel wat, mer ik proat ‘r nooit oawer….

Slotconclusie van beiden: “We hebben een hartstikke fijne vereniging in huis, het is één grote, gezellige familie, die zich geweldig gedraagt. Wij kunnen daarom nog altijd gewoon met glazen werken en niet met plastic bekers…..Het beste bewijs!

Gala, een feest der herkenning.

De jaarlijkse gala-zittingen zijn al heel snel bij het Nachtuulkescarnaval een vast onderdeel geworden, zoals het kindercarnaval en de wagenbouw. Alweer 25 jaar zette de galacommissie ieder jaar een prachtige en humorvolle avond op het podium in ’t Wubbenhof. Niets en niemand wordt zo’n avond ontzien. Tot op zekere hoogte natuurlijk. ‘We kunnen niet hebben dat iemand zo te kijk wordt gezet, dat hij of zij met een ongemakkelijk gevoel weggaat’, vertelt José Hollink. Zij werkt al jaren achter de schermen en zorgt dat iedere medewerker er op zijn of haar best uitziet. ‘Ik doe dat al jaren samen met Marijke Timmerhuis.

Vorig jaar hebben we de scepter over gedragen aan Nicole de Vries. Het was mooi geweest.’De initiatiefnemers van de gala-avonden van het eerste uur zijn dezelfde personen als de oprichters van de c.v. De Nachtuulkes, namelijk Bennie ‘Blub’ van Benthem en Henk ‘Tablet’ Pil. Dit duo vond dat het maar eens tijd werd voor een leuke avond voor de leden. Het begon allemaal met een mix van beroepsartiesten en eigen talent. Ieder jaar reisden een of twee landelijke beroemdheden naar het oosten af en verzorgden daar een spetterend optreden tussen de eigen Uulkesartiesten door. Bekende namen als Saskia en Serge, Imca Marina en De Havenzangers maakten er een prachtige avond van.

Boney M van eigen bodem Onder de talenten van eigen bodem maakte het optreden van de ‘namaak’ Boney M –groep heel veel indruk. Aan de hand van videobeelden kon het publiek met ingehouden adem kijken hoe een vliegtuig landde op Schiphol. Dat het eigenlijk vliegveld Twente was en dat dat vliegtuig er toevallig net aankwam, wisten de mensen in zaal natuurlijk niet. Uit dat vliegtuig stapten de zanger en zangeressen van Boney M. Presentator Gerard Veldhuis stelde in gebrekkig Duits, Engels en uitstekend Twents enkele vragen aan de artiesten.

Vervolgens werden zij per auto naar de plaats van bestemming gebracht, maar niet zonder eerst een hapje te zijn gaan eten bij hotel de Wiemsel. Als laatste beeld kon het publiek zien hoe Boney M naar binnen werd gebracht bij ’t Wubbenhof. Het publiek was er klaar voor: Boney M mocht opkomen. En daar kwamen ze in vol ornaat: José Hollink, Jolanda Nijland, Marian Broenink en Mark Asma. De zaal stond op zijn kop. Eén van de vele optredens die de galageschiedenis ingaan en vervolgens nog jaren later verteld worden aan wie het maar horen wil. De avonden van de Nachtuulkes waren ongekend populair. Van heinde en verre kochten mensen een kaartje. ‘Dat was in die tijd natuurlijk heel wat’, vertelt Henk Pil. ‘Tegenwoordig is het heel normaal dat je naar Rotterdam gaat om bijvoorbeeld André Hazes te zien, maar vroeger zag je de beroemdheden absoluut niet in het echt. Het was dan ook schitterend om te zien, hoe blij de mensen waren dat die artiesten speciaal hierheen waren gekomen voor een optreden.’

Uiteraard hangt aan dit soort grote namen een prijskaartje. Vandaar dat steeds meer lokale en regionale artiesten hun opwachting maakten bij de gala’s. Het publiek heeft hilarische momenten gekend bij buuts die nu nog zo af en toe genoemd worden. Ook uitbater en fervent carnavalist wijlen Graads Veltmaat schroomde niet om spontaan in te haken bij polonaises. Mannen als Henk Pil en Gerard Velthuis zetten de hele zaal op zijn kop met hun creaties van Heidi en Greatske. Wijlen Jan Moleman veroverde de hele regio met zijn fantastische playback van ‘Hij was maar een clown’. De ‘play-back’acts waren vele jaren zeer populair en in dat genre werd ongelofelijk knap geacteerd door een hele groep Denekampse artiesten. Maar ook in de live gezongen programma -onderdelen kwam bewonderenswaardige dorpers op de Bühne.

Alles bij elkaar beleefde het gala met uitsluitend ‘eigen mensen’ haar mooiste tijd en die tijd loopt nog steeds. Daardoor werden de gala’s ook herkenbaarder voor het publiek. De ene artiest zag er nog gekker uit dan de ander. Niet in het minst kwam dat door de make-up. ‘Ik had altijd zo’n klein make-uptasje bij me waar een paar verschillende soorten lipsticks inzaten en wat kleuren oogschaduw. Daar had je het dan ook mee gehad. Jaloers keek ik naar de koffer van de professionele artiesten. Wat een kleuren. Prachtig. Kwam ik aan met mijn make-uptasje’, lacht José. Waar menig oudere met weemoed aan terug denkt is toch wel de kleine zaal van het Wubbenhof. Daar achterin dat kleine zaaltje werd druk geoefend met teksten en muziek en als het dan eindelijk zover was, betraden de artiesten het kleine houten vlondertje om hun publiek te vermaken.

Het podium was bij lange na niet zo groot als dat nu het geval is. En dan moet je je nog bedenken, dat heel lang ook de Raad van Elf nog op dat podium zat. Het was een krappe bedoening. Met de verbouwing van de ‘Wub’ kwam er een eind aan deze knusse bedoening. De Nachtuulkes hebben met recht een podium gekregen om trots op te zijn. Het geeft de artiest volop de ruimte om zijn of haar kunsten op te voeren. Tevens is er ruimte te over om ook de gala-band van de laatste jaren, ‘The Cabin and the Farths, een plek te geven op het podium, die ze verdient. De laatste jaren worden de avonden steeds professioneler. Op technisch gebied is veel meer mogelijk dan vroeger. Licht en geluid is zo goed georganiseerd, dat daar nauwelijks meer wat mee fout kan gaan. En met de komst van Jeroen ‘Spatz’ Thijssen en Harry ‘Nak’ Holsbeek worden de teksten en de opvoeringen ook steeds beter. Niet voor niets zijn de drie avonden overvol.

Vanaf september beginnen de artiesten zich weer voor te bereiden op de opvoeringen in januari. Nog altijd komen zich nieuwe talenten aandienen en vaak met eigen teksten. En zangnummers. Soms blijven ze enkele jaren, soms vele jaren, zoals een Patrick Schiphorst. Jeroen en Harry behoren inmiddels, los van hun verdere inbreng in het gala –gebeuren, tot de vaste kern van gala -artiesten. Ze weten als geen ander te ontroeren of te vermaken met herkenbare teksten over het mooie plaatsje Denekamp. En ieder jaar weet bijvoorbeeld Jeroen samen met zijn muzikale vrienden het publiek zover te krijgen, dat zij aan het eind van de avond de nieuwste hit uit volle borst meezingen. Harry daarentegen werpt zich op een heel ander gebied. Een zeer grijs gebied, dat zeker de laatste jaren heel wat meer kleur heeft gekregen: de dorpse politiek. Met name de gemeentelijke herindeling heeft voor heel wat mooie quotes gezorgd op de gala’s van de afgelopen jaren.

Opvallend is, dat steeds meer jongeren het podium betreden. Vroeger zag je alleen de ouderen op het podium of juist alleen de mensen, die veel met de vereniging bezig waren. Nu melden jongeren zich van buiten de vereniging aan en geven aan dat zij ook willen optreden. Zij zijn van alle markten thuis, ze dansen en zingen, durven zich van hun meest sexy kant te laten zien of laten zich van hun meest kritische kant horen. Zonder ook maar iemand tekort te doen, hebben nieuwkomers als Iwan Bult, Judith Oude Ophuis en de Kearls oet Noord-Deurningen bewezen een goede aanvulling te zijn op het huidige aanbod van lokale artiesten. De jeugd wordt mondiger en zelfstandiger en dat is zelfs hier bij de gala’s van de Nachtuulkes te merken. Ik denk dat niemand zich zorgen hoeft te maken dat deze vorm van plezier maken tijdens het carnaval ooit zal verdwijnen.

Maestro, muziek!

En daar komen ze binnen. Nee, het is niet de Hertog met zijn Sik waar het in dit stuk over gaat. Het is een heel ander aspect van carnaval, dat misschien wel net zo belangrijk is, namelijk de muziek. En aan muziek hebben ze bij de Nachtuulkes nooit gebrek gehad. Onder leiding van Appie Boers hebben zich een aantal goede kapellen gepresenteerd als muzikaal visitekaartje van de vereniging. De c.v. De Nachtuulkes heeft door de jaren heen verschillende kapellen gehad, maar de meest bekende uit de geschiedenis is toch wel de kapel De Oel’nbloazers. Enthousiaste mannen, die toen ze in 1980 begonnen echter geen noot konden lezen, zorgden sinds dat jaar vele jarenlang voor de muzikale omlijsting. ‘We begonnen in 1979’, vertelt Henk Haarman, lid van het eerste uur. ‘De ploeg werd opgericht door onder andere Gerrit Schleiferboom en Henk Pil.

De andere verenigingen hadden allemaal een boerenkapel, behalve de onze en dat konden we natuurlijk niet aan ons voorbij laten gaan. Dus richtten wij ook zo’n kapel op.’ De alom geroemde Appie Boers werd verzocht deze ‘boerenknuppels’ noten te leren en hun muzikaal begeleider te worden. Mede dankzij het enthousiasme van deze man, groeide de kapel uit tot een waar fenomeen in de wijde omtrek. ‘Ik weet nog goed hoe we daar zaten. Papier, potlood en gum in de hand en zo leerden wij achter in de hoek van het oude Wubbenhof onze muziek. We dachten dat het nooit wat zou worden. Toch hadden we genoeg vertrouwen om instrumenten te kopen. We legden allemaal 200 gulden in om ze te kunnen kopen. Na vijf jaar kreeg iedereen dat bedrag weer terug.

Tegen de tijd van ons eerste lustrum hadden we ook een vette pot verzameld. Dat kwam onder andere omdat de ‘Pruus’ zo goed betaalde als we daar speelden. We hebben zelfs het carnaval al eens gered door middel van een donatie. Het ging dus boven verwachting goed met ons’, vertelt Haarman. De Oel’nbloazers waren graag geziene gasten op diverse kapellenfestivals. Ze werden vaak uitgenodigd in Duitsland. ‘We speelden daar ook het liefst, moet ik heel eerlijk zeggen. We werden daar altijd hartelijk onthaald en er stond altijd een pilsje na afloop voor ons klaar.

Dat was in Nederland wel anders. We mochten blij zijn als we wat te drinken kregen en het publiek was altijd ontzettend kritisch. Er hoefde maar een noot mis te gaan of ze hadden alweer genoeg gehoord. Dat vonden we erg jammer, want het ging ons voornamelijk om het plezier van muziek maken en als daar eens een noot mis ging, tja dat kan natuurlijk gebeuren.’De boerenkapel trad zoals gezegd overal op. Bij de Missietent of met het inhalen van een ruiterkampioen, niets was ze te gek. Wel kregen ze altijd een vergoeding, behalve met carnaval. Dan stonden de muzikanten onvoorwaardelijk klaar voor de Hoogheid.

De kapel nam dan geen andere opdrachten aan. Dat was een voorwaarde die altijd gehandhaafd werd. Ze waren trouwens ook allemaal lid van de Nachtuulkes, dus iedereen had dat graag voor zijn club over. De Oel’nbloazers traden voor het eerst op bij het uitkomen van Hertog Albert Koop. Daarna werd het takenpakket steeds maar groter en groter. Zo kwamen daar in de loop der jaren diverse feesten bij, waar hun aanwezigheid ook gewenst was, zoals bijvoorbeeld het medewerkersfeest van de gala’s. Ook moesten ze aantreden bij praktisch alle activiteiten van het carnavalsfeest, waaronder de opening van de residentie, het aanbieden van de buurtversiering en het aftreden van de hertog en zijn sik. Dat werd de kapel op den duur teveel.

De jaren begonnen inmiddels voor enkelen te tellen en daardoor hadden zij minder behoefte aan de vele activiteiten. Het werd dan ook steeds moeilijker om op de avonden voldoende mensen bij elkaar te krijgen. Ze waren een beetje van het bier drinken af, zeg maar. Ze waren het zat. In het jaar 2000 kwam er een eind aan de zegetocht van boerenkapel de Oel’nbloazers. Einde verhaal zou je denken. Niets is minder waar. De kapel is weer terug als nooit tevoren. Goed, dat is misschien een beetje overdreven, maar negen van de dertien muzikanten zijn inmiddels weer bij elkaar om de kapel nieuw leven in te blazen, waaronder Haarman. ‘Appie Boers is de man, die alles weer heeft gelijmd.

Vorig jaar bracht de oude kapel een serenade bij Lientje van de Woning. Zij was waarschijnlijk de grootste fan van de Oel’nbloazers. Ze had al verscheidene keren gezegd: ‘Wat zou ik het toch mooi vinden als jullie jongs weer bij mekaar zouden komen.’ Op die bewuste avond heeft Appie er persoonlijk voor gezorgd dat dat muzikale vlammetje weer aangewakkerd werd. Het begon zo na twee jaar toch weer te kriebelen. Je mist toch wat, want we waren eigenlijk een grote vriendenclub. In de grote feesttent op het Goor zagen we elkaar weer en toen hebben we besloten om de instrumenten maar weer uit de kast te halen.’Zo gezegd, zo gedaan. De Oel’nblazers maakten goede afspraken en oefenen inmiddels alweer volop. Eens in de twee weken komt het spul bij elkaar om bij het Wapen van Denekamp te oefenen. Ze nemen geen officiële optredens meer aan, behalve als er een mooi televisieprogramma voorbij komt uiteraard. Het spelen is voor velen nu alleen nog een hobby, die leuk moet blijven. Maar wel serieus, waarschuwt Haarman, want ze moeten er wel van op aan kunnen dat deze formatie door kan gaan in de vorm die ze nu heeft.

Bezetting anno 2003.

Leiding: Appie Boers

Trompet: Jan ter Laak / Harry ‘Teup’n’ Oude Elferink / Henk Haarman

Tuba: Jan Kuipers / Appie van de Woning

Tenor Sax: Herman Smit

Accordeon: Benny Masseling

Kleine trom: Johan Wargers

Grote trom: René Kuipers

Naast de Oel’nbloazers heeft de carnavalsvereniging ook nog andere kapellen gekend, maar dan in de periode na ‘hettijdperk Oel’nbloazers’. Kapellen dus uit de laatste jaren. Wie kent nou niet de zeventien glimmende dames van de dameskapel ’t is Simpel? Vol enthousiasme heeft ook de vrouwelijke kant van de vereniging de muzieksmaak te pakken gekregen. Enkelen hadden een dameskapel al eens gezien bij andere verenigingen en het leek ze een leuk idee voor de Nachtuulkes. In 1993 is deze kapel opgericht tegelijkertijd met de opening van de nieuwe zaal.

De ploeg bestond voornamelijk uit vrouwen of vriendinnen van voormalige hoogheden. Wederom werd muzikaal talent Appie Boers gevraagd voor de ondersteuning en begeleiding. De dameskapel is erg enthousiast en is een graag geziene gast in de regio en soms ook ver daarbuiten. Het hoogtepunt van het relatief korte bestaan van ’t Is Simpel is de eerste prijs, die behaald werd in Schoonebeek en Slagharen tijdens een muziekconcours. Dat getuigt toch wel van talent en de Nachtuulkes mogen dan ook met recht trots zijn op deze kapel.

En niet alleen in Denekamp worden ze gewaardeerd, maar ook in Klazienaveen kunnen de dames niet meer stuk. Ieder jaar halen ze daar als Zwarte Pieten de Sinterklaas in. Dat doen ze al vijf jaar met veel plezier en Klazienaveen kan en wil inmiddels Sinterklaas niet meer inhalen zonder deze kapel. Met de Nachtploog komen we bijna aan het eind van de rijke kapellengeschiedenis van de c.v. De Nachtuulkes. Deze kapel heeft niet lang bestaan. In 1997 werd de club opgericht. Leden uit verschillende kapellen wilden toch nog een kapel oprichten naast ’t Is Simpel en de Oel’nbloazers. Bovendien, na het afhaken van de Oel’nbloazers was gewoon een nieuwe hofkapel noodzaak.

Helaas, ondanks opnieuw de muzikale leiding van Appie Boers kwam de kapel niet echt van de grond. Uiteindelijk werd besloten een geheel nieuwe kapel op te richten. Vorig jaar konden de Uulkes al kennis maken met Hofkapel 2002 en ook dit jaar tijdens het jubileum zal dezelfde samenstelling weer aanwezig zijn, maar dan onder de naam Hofkapel 2003. Deze kapel bestaat uit leden van de vroegere Nachtploog en van ’t Is Simpel. Dat de dames hier de dienst uitmaken blijkt wel uit het feit dat er zeven heren temidden van zeventien vrouwen staan te tetteren. De Nachtuulkes zijn in ieder geval trots op deze nieuwe formatie, die evenwel absoluut niet zonder de bezielende leiding kan van Appie Boers.

De Optochtwagens.

Elke carnavalsvereniging wil zich naar buiten toe op een positieve manier laten zien. Deelname aan de diverse optochten met een praalwagen is daarvoor een ideaal moment. Duizenden toeschouwers die vol bewondering kijken naar de creatieve voorstellingen die door de bouwers gerealiseerd zijn en de kleurrijke uitdossing van de loopgroep die vaak door een aparte commissie wordt verzorgd. waren en zijn gelukkig sinds een aantal jaren weer succesvol aanwezig. Het wagenbouwgebeuren van de vereniging is in twee periodes te onderscheiden. In 1973 werd er voor de eerste keer deelgenomen. Bij aannemer Wintels werd een Romeins wijnschip gebouwd. Het begin van de eerste serie praalwagens.

De bouwers verkastten daarna naar de familie Zanderink. Op een gegeven moment paniek. Zijn zij druk bezig in een schuur vol met hooi, komt Johan Zanderink even naar de vorderingen kijken en dan de vraag: “Waar heb ik nu eigenlijk mijn sigaar neergelegd?”. Gelukkig liep het goed af. De volgende bouwlocatie was ideaal. Een grote verwarmde hal in het centrum van Denekamp. Daar waar nu de Hubo is gevestigd, stelde wijlen Antoon IJland de loods van zijn transportbedrijf voor een gedeelte beschikbaar. Veel technische faciliteiten aanwezig, een zelf ingerichte kantine boven het kantoor waar diverse karbonades en gehaktballen werden genuttigd. Ook daar een keer paniek.

Bleek tijdens de optocht in Denekamp dat in het Smurfenjaar de kop van Vader Abraham te laag was geplaatst op de wagen. ’s Middags losslijpen , een vonk in de baard van de pop en dit keer was het wel mis. De hele kop verbrandde. Toch werd er meegedaan in Oldenzaal, de kop was vervangen door een grote Smurf uit de loopgroep. Ook na de verkoop van de hal aan KPB-transport konden de Uulkes blijven bouwen. De nieuwe bedrijfsleider Wennink stelde de hal ook een aantal jaren tot beschikking. Verkoop van de hal leidde er toe dat de vereniging op zoek moest naar een nieuw on derkomen.

Loodsbouw.

Samen met de Greune Kottelpeerkes werd een loods gebouwd aan de Brandlichterweg. Het enthousiasme van de eerste generatie wagenbouwers was echter verdwenen en het bestuur nam daarom het besluit haar deel van de loods te verkopen aan de Greun’n. Gevolg: geen praalwagen meer, maar wel deelname aan de optochten met een loopgroep.Het keerpunt kwam in 1992. De algemene opvatting: “Je kunt de 22e hertog toch niet zonder praalwagen aan de optocht laten deelnemen?”.

Dus werd er voor hertog Bennie III en secretaris Henk een wagen gebouwd in de hal van Henk Veelers. Eigenlijk een wisseling van de wacht. De oudere generatie bouwers en een enthousiaste nieuwe lichting. Het plezier dat deze nieuwe bouwers hadden leidde tot de conclusie dat de vereniging elk jaar weer mee zou moeten doen. Toch zou het nog zes jaar duren voordat de wagenbouwers volop aan de slag konden gaan. In 1995 werd de mogelijkheid aangeboden om een loods te bouwen op de plek waar deze nu staat. Er moest natuurlijk heel veel geregeld worden. Een speciale bouwcommissie zorgde ervoor dat in goed overleg met het bestuur voldoende geldbronnen werden aangeboord voor de realisering van een eigen hal. Na diverse administratieve en vegunningtechnische hobbels te hebben genomen kon er een loods worden gebouwd naast die van de zustervereningen.

In november 1996 werd de loods, door het plaatsen van handtekeningen door Hertog Eddie I en secretaris René in ééndrachtige samenwerking met burgermeester Willeme en gemeentesecretaris Roolvink, het “Bouwnust” officieel geopend. Opnieuw deelnemen aan de optocht. Sinds 1998 neemt de vereniging dus weer met een praalwagen deel aan de optochten. En met succes. Zo werd bijvoorbeeld in 2001 de tweede plaats gewonnen in Oldenzaal en dat zegt toch wel iets over de kwaliteit van de bouwers en de kledingcommissie. Gebleven zijn het enthousiase en de inzet van de eerste generatie bouwers, de gezelligheid, praalwagentekenaar Huis in ’t Veld en het -soms- terechte gemopper op elkaar.

Veranderd: een eigen loods die nog steeds verder wordt geperfectioneerd en het gebruik van allerlei technische mogelijkheden zoals het werken met cilinders en het gebruik van piepschuim om poppen uit te zagen. Niet meer zoals in de beginjaren dat leden in poppen moesten kruipen om met handkracht allerlei bewegingen in gang te zetten, maar daarvoor in de plaats telkens weer nieuwe vernuftige aandrijvingsmechanismen. Daarnaast meer aandacht voor de loopgroep en de schmink, het vervoer en de catering. Samenvattend: bij het 22-jarige jubileum heeft de eerste generatie wagenbouwers op en juiste manier de fakkel doorgegeven aan hun opvolgers. Deze hebben het vertrouwen niet beschaamd en komen met orginele creaties op straat hetgeen blijkt uit de gewonnen prijzen. Iets winnen is leuk, maar het motto blijft: plezier en gezelligheid voorop. Als de reacties van het publiek positief zijn betekent dat waardering voor het werk van de bouwers. De juryuitslag wachten we wel af.

Raad van Elf.

Voor menigeen het meest wazige onderdeel van het carnavalsgebeuren: de Raad van Elf. Het bestuur leidt de vereniging, de Keuzecommissie zoekt en vindt de geschikte personen, de Technische Commissie verzorgt o.a. opkomst en afvoeren van de Hoogheden, de Hofkapel verzorgt de muziek, de Galacommissie regelt haar zaakjes en de Wagenbouwcommissie draagt zorg voor de praalwagen. “Wat is nu eigenlijk de rol van de Raad van Elf ?”, vragen mensen zich wel eens af. Een heel belangrijke! De Hertog en zijn secretaris zijn het centrale punt in het carnavalsjaar, maar zij hebben van alle kanten ondersteuning nodig en dat wordt vooral bij officiële gelegenheden gedaan door de Vorst en de Raad van Elf. Ze behoren tot het gevolg van de hoogheid, maar daar begint het al.

Als “gevolg” eerder binnenkomt dan de Hertog en secretaris? Toch is dat de logica van het carnaval. Bij een statiebezoek staat de kapel opzij, komt de hoofdfiguur en daarna het gevolg. Stijf, ceremonieel en serieus. Dat past niet bij carnaval. Eerst de muziek, daarna de Raad van Elf en dan de hoofdpersonen. Nee, ervoor zorgen dat de zaal enthousiast meedoet als Hertog en secretaris binnenkomen, plezier uitstralen. Met verve doen ze dat. Zodra de hoogheden op het podium staan nodigen zij iedereen uit om mee te doen aan de polonaise of om te dansen. Zij brengen de zaal in de juiste stemming en weten de sfeer te verhogen. Daarna wordt er “uitge-waaierd” en probeert iedereen op zijn wijze de gezelligheid te behouden. De Vorst blijft meestal in de buurt maar ook de andere leden van de Raad van Elf houden de hoogheden in de gaten of het allemaal wel “loopt” en om eventueel hulp te bieden. Het valt niet altijd op, maar zo gebeurt het wel en dat is ook voor de hoogheden een geruststelling.

Grondleggers Totaalcarnaval.

De Raad van Elf is ook de grondlegger van wat nu als één van de vele hoogtepunten van het Uulkescarnaval geldt, het Totaalcarnaval op de dinsdagmiddag en daaraan voorafgaand het fietsen van de Raad van Elf.In de beginjaren van de vereniging ging de Raad van Elf samen met de dansmarietje naar de optocht in de Lutte en de dinsdagmiddag naar Losser. Toen echter op een dinsdagmiddag een zustervereniging uit Oldenzaal die rondtoerde met een bus bij het Uulkesnust aanlegde besloot de Raad van Elf om het daar maar gezellig te maken.Dat lukte prima en zo kwamen er het daaropvolgende jaar al 4 verenigingen.

De basis voor wat nu het unieke totaalcarnaval is. Op diezelfde dinsdag is er een andere traditie ontstaan. Tijdens de optocht in Denekamp bleken de cassettebandjes op de hertogenwagen defect te zijn. Bij het toenma lige café Hövels werden er andere cassettes opgehaald met de belofte dat die op dinsdagochtend zouden worden terugbezorgd om 11.11 uur. Tijdens het rosenmontagbal bleek dat er meerdere raad van elf-leden bereid waren om mee te gaan. Afspraak: “Er zijn en anders kost je het een rondje”. Het heeft in de loop van de jaren de nodige rondjes opgebracht! Het idee om de Hertog en secretaris op die dag te bezoeken en te begeleiden naar het Uulkesnust werd ook daar geopperd. Resultaat van dit alles: een raad van elf die op dinsdagochtend om 11.11 uur bij elkaar komt, via een aantal korte stops bij een aantal leden de Hertog en secretaris ophaalt en dan met de fiets in polonaise het Uulkesnust binnenrijdt als start van het totaalcarnaval. Een grandioos gebeuren. Gegroeid uit de koker van die jongens die de hoogheden altijd begeleiden: de raad van elf.

Keuzecommissie.

Onopvallend werk maar erg belangrijk “Met het zoeken naar een nieuwe hertog, zoek je ieder jaar weer naar ‘ het gezicht’ van de vereniging. In een geschrift over een jubilerende carnavalsvereniging ligt het hoofdaccent haast vanzelfsprekend op de hoogheden en hun secondanten door de jaren heen en daarna op vele verdere aspecten binnen het totale verenigingsgebeuren. Wat ondergesneeuwd is echter vaak het aspect van ‘het zoeken van een nieuwe hoogheid’, ieder jaar weer. Het kiezen van geschikte personen voor die belangrijke functie.

Even nadenken over dat fenomeen doet je als snel beseffen dat de keuzeheren een grote verantwoording dragen jegens de gehele vereniging. De keuzeheren moeten komen met twee mensen, die gedurende het carnavalsjaar het gezicht zijn van de gehele club. Je kunt het allemaal nog zo mooi en goed voor elkaar hebben, als je twee enorme ‘druiloren’ in een bepaald jaar aan de macht hebt slaat dat terug op alles wat verder gedaan wordt. Past het koppel bij onze vereniging, kunnen ze glans geven aan wat wij als vereniging proberen uit te dragen, willen zijn? Belangrijke overweegpunten.

Bovendien, de ervaring heeft geleerd dat de kandidaten niet voor het oprapen liggen, zeker niet in de categorie, die er geschikt worden geacht voor de functie van hoogheid of secretaris. De c.v. De Nachtuulkes lijkt het zeker de laatste jaren niet zo moeilijk te hebben met het vinden van steeds weer een nieuwe hertogelijk stel. Waarschijnlijk speelt het een rol, dat er een bloeiend verenigingsleven is. Dat heeft zijn positieve uitstraling. Over dat jaarlijkse ritueel van zoeken, benaderen, bezoeken en het begeleiden van de nieuwe hoogheid met zijn secretaris kunnen aardig wat heren meepraten. Onder hen echter een aantal, dat nogal wat jaren achtereen op pad is geweest en nog gaat. Mannen als Henk Haarman, Jan Kuipers, Herman Wissink, Jan Roesink en Marcel Timmerhuis.

“Ik zag ‘m in de kerk zitten en dacht: Dat is ‘m…. Dat ritueel van zoeken – benaderen – begeleiden is bij iedere hoogheid weer anders. In de interviews met die hoogheden komt overduidelijk naar voren, dat ook bij hen dat ritueel als één van de opmerkelijkste ervaringen wordt aangemerkt: hoe ik werd benaderd en hoe de samenwerking met mijn secretaris tot stand is gekomen. In het betreffende hoofdstuk in dit boek komen die ervaringen meerdere malen voor. In de verhalen van de keuzeheren komt je dezelfde ervaringen tegen, alleen vanuit de totaal andere invalshoek: hoe vonden we de kandidaat, hoe benaderden we hem, etc.

Aanvankelijk was het stramien eenvoudig: het aftredende stel zorgt voor een nieuw koppel. Soms hielpen ze daarna nog wel eens mee bij het aanreiken van kandidaatsnamen. Maar het kringetje moest in verband met de grote geheimhoudingsplicht zo klein mogelijk blijven. Over al die geheimzinnige ‘bewegingen’ vooraf en het grote stilzwijgen nadat er weer een koppel was ‘geregeld’ kunnen vooral de langjarige keuzeheren Jan kuipers en Herman Wissink (beiden zo’n 15 jaren!) schitterende ervaringen vertellen. Als de eerste hoogheidzoekers worden genoemd wijlen Gerhard Fischer, Bernard van Benthem en Rinus Timmerman. Vervolgens waren Jan Kuipers en Henk Haarman na hun eigen aantreden in 1977 vele jaren de keuzeheren. Jan Kuipers, aldus zijn verhalen, sloop zo’n beetje het hele jaar Denekamp door, tot in de kerk, op zoek naar mogelijke kandidaten: “Ik zag ‘m in de kerk zitten en ik dacht: Die moet het worden. Direct na de mis heb ik ‘m benaderd………Net zoals dat geldt voor al die andere onderwerpen, ook hier moeten we ons beperken. Een enorme klus met de heren Meinte Hoekstra, Herman Wissink, Jan Kuipers en Marcel Timmerhuis rond de tafel in de bouwloods over het onderwerp ‘keuzeheren’. Vele verhalen, te veel en daarom hier een korte impressie.

“Ik heb er zelfs al eens het telefoonboek bijgehaald….. HW: “Na de vakantie komen we als keuzecommissie al bij elkaar. JK: “Ik ook en ik zette dan altijd namen die bij me opkwamen direct al op een papiertje. HW: “Ik heb er zelfs wel eens het telefoonboek bij gehaald. Zoals bij ‘Bolle Jan’… MH: “De hoogheden die je uitkiest bepaalt in dat jaar wel mede het gezicht van de vereniging. HW: “Je had wel eens een goeie kandidaat, maar je weet dat die niet gepruimd wordt door de vereniging en dus vraag je hem niet. Het is verder een spel, zeker op het moment dat je de secretaris moet gaan benaderen. Vaak is het een persoon, die door de hertog is genoemd, maar als je die persoon dan benadert, mag je de naam van de hertog niet noemen. Een punt is ook dat je je steeds de vraag moet stellen: Passen de vrouwen ook bij elkaar. MT: “De laatste jaren loopt het niet moeilijk. We hebben het vrij snel voor elkaar. Toch ben je altijd laat op pad. De meeste bezoekjes doe je als het donker is en laat, zodat je zo weinig mogelijk mensen tegen komt. En als het eenmaal rond is moet het steeds nog even worden beklonken….. HW: ” Vaak zijn de kandidaten mensen, die sowieso maatschappelijk of door hun werk al druk bezet zijn. Ook ga je nu wel naar kandidaten toe, die in het verleden al eens benaderd zijn, maar toen ‘nee’ zeiden.

Hun persoonlijke omstandigheden zijn in de loop van de jaren gewijzigd en dat is dan de reden dat ze later ineens alsnog ‘ja’ zeggen… Eén jaar hebben we het erg moeilijk gehad en dreigde het helemaal mis te gaan. Dat was het jaar, waarin Jan Moleman en Tonnie Oude Elferink uiteindelijk ‘ja’ hebben gezegd. Die hebben de zaak toen gered. Gelukkig maar. MT: “In zo’n jubileumjaar denkt men vaak dat de kandidaten wel zullen zitten in de hoek van de Belangrijke verenigingsmensen. Dat is nou juist niet zo. Die zijn in zo’n jubileumjaar immersextra belangrijk in de functie die ze hebben binnen de vereniging.JK: “Dat geheimhouden was best mooi, maar je moest altijd heel voorzichtig zijn. Ik kan wel iemand noemen, die op mij loerde om te zien waar ik heen ging….

Toon Eertman al vele jaren de ‘Bob’….Het gesprek wordt doorspekt met allerlei voorbeelden, mooie voorvallen en gekke gebeurtenissen. Maar, inderdaad, te weinig tijd en te weinig boekruimte. De conclusie is: het is boeiend werk, maar je moet je heel goed bewust zijn van je verantwoordelijkheid jegens de vereniging en jegens de kandidaten, die je weet te strikken. Als het koppel eenmaal is gevormd, dan begint de belangrijke fase van de begeleiding en de voorbereiding. Ook daarin spelen de keuzeheren een grote rol. Het uitzoeken van de cape, de steek, de medailles, het geven van instructies en het begeleiden tijdens het eigenlijke carnaval. De heren prijzen zich gelukkig met het feit dat Toon Eertman zich al sinds 1994 beschikbaar stelt als de chauffeur van de hofauto, waardoor de vele verplaatsingen geen enkel probleem opleveren, want Toon is steeds de ‘Bob’………Overigens: waarom zijn er geen keuzedames, laat die geschikte mannen uitzoeken, die hebben er toch meer kijk op…? En: waarom kiezen jullie nooit eens een hertogin, mijne heren?

Technische Commissie werkt ideeën uit.

Ze weten nooit van te voren, voor wie ze iets moeten bouwen, maar toch lukt het hun ieder jaar weer de nieuwe hertog en zijn sekretatris op een zo orgineel mogelijk manier te presenteren. Het viertal van de Technische Commissie (TC) met Bettie Lubben, Meinte Hoekstra, Paul Broenink, Jan ter Laak en de voorzitter Gerhard Schleiferboom werken meestal in het donker, maar bedenken aan de lopende band nieuwe ideeën – ieder jaar weer. Bij Gerhard (vergeet alsjeblieft de h in het midden niet) bruist het er zo uit, wanneer je hem naar de spektakulairste opkomst van de hertog en zijn secretaris vraagt. Dat was precies 11 jaar geleden (dus eveneens een jubileumjaar). Hertog Bennie van Benthem en zijn secretaris Henk Pil kwamen toen praktisch uit de lucht gevallen.

“We hebben een ei in de zaal binnen gebracht, zodat alle schijnwerpers en ogen van het publiek daarop gericht waren. Iedereen dacht, dat de hoogheid en zijn secretaris op het podium uit het ei tevoorschijn zouden komen. In plaats daarvan zweefden ze opeens midden in de zaal door het plafond naar beneden”, vertelt Gerhard Schleiferboom. De TC had in het plafond van de oude Wubbenhofzaal heel eenvoudig een gat gesneden, waardoor hertog Bennie en secretaris Henk met een takel naar beneden geleid werden – een geweldige stunt, waarover vandaag de dag nog steeds gesproken wordt. Gerhard Schleiferboom is sinds 33 jaar een Nachtoel en sinds 1989 voorzitter van de TC, waarvan de samenstelling toendertijd steeds vernieuwd werd.

Hij loste daarmee Hennie Averskamp af. In de loop der jaren kwamen er steeds weer nieuwe gezichten binnen de TC, o.a. Hennie Zanderink, Toon Erdman , of Arie Meenhuis, maar Gerhard is tot vandaag altijd hun voorzitter gebleven. Ieder jaar weer is het zijn grootste streven te zorgen voor een zo spectaculair mogelijk opkomen van de hertog en secretaris: „ Het moet niet alleen iets geheimzinnigs in de zaal zijn, het moet een echte show met muziek en daaraan verbonden lichteffecten zijn, zodat bij het publiek de nodige spanning naar boven komt.” De laatste jaren is dat altijd goed gelukt, zo ook in het Millenniumjaar 2000, toen met Bettie Lubben en Gerhard Schleiferboom twee TC-leden zelf uit een spookslot met vuurwerk en veel rook als hertog en secretaris op kwamen. „ Dat was een heel komisch gevoel. Bettie en ik hadden zelf het idee, maar de drie andere TC-medewerkers mochten natuurlijk niks merken.”

Onder de verantwoording van de TC hoort ook het podium voor de Gala-avonden klaar te maken en de attributen van de artiesten bij elkaar te zoeken. Ieder jaar hangt de TC het bord aan de residentie en bekommert ze zich om de buitenresidentie. Gerhard: „En wanneer de hertog iets nodig heeft voor zijn receptie, klopt hij ook bij ons aan”. Daarnaast zorgen de voorzitter en oud-secretaris Gerhard er voor dat in de Nachtuulkes-residentie ´t Wubbenhof altijd op carnavalsdinsdag de nieuwe foto van de hertog en zijn secretaris onthuld en opgehangen wordt.